RECORD: Anon. 1881. [Review of Earthworms]. Nederlandsche Katholieke Stemmen, no. 42 (15 October): 3.

REVISION HISTORY: Transcribed by Christine Chua and edited by John van Wyhe. 10.2021. RN1

NOTE: See the record for this item in the Freeman Bibliographical Database by entering its Identifier here.


[page] 3

Charles Darwin heeft weder een nieuw werk uitgegeven, getiteld: »de vorming van teelaarde door de werkdadigheid der wormen." Heeft hij in zijn hoofdwerk: »De afstamming van den mensch," tot tevredenheid zijner bewonderaars den mensch, den heer der schepping, van zijn hoog voetstuk gerukt en hem, met de apen en alle levende wezens, het diepzeeslijm en de oercel als gemeenschappelijken stamvader aangewezen, nu richt hij den langvertreden worm uit het stof op om hem aan de bewondering zijner bewonderaars voor te stellen. Hij heeft hun nu in de gewone pieren hunne halfgoden in de dauwwormen hunne goden aangewezen.

Volgens Darwin is de worm's menschen grootste weldoener, de eigenlijke ploeger der natuur, de onontbeerlijke vóorploeger van den landman. Want, zooals reeds in den eersten zin van het werk wordt gezegd, wij danken het vooral den worm dat de geheele oppervlakte van elk tamelijk vochtig land door een aardsoort bedekt is, die door dit dier voortdurend wordt bemest en vernieuwd. Hoe geschiedt dit?

Het antwoord wordt gegeven door de beschrijving van den worm zelf. Hij heeft geen oogen en geen ooren, doch daarentegen wonderlijk goed ontwikkelde verteringsorganen, voornamelijk voor bladeren. Bladeren gebruikt hij niet alleen als voedsel, doch ook als voering voor de gaten waarin hij huist, vermoedelijk om zijn lichaam tegen de koude aarde te beschutten. Menigmaal ook bestrijkt hij de wanden van zijn schuilplaats met een laagje fijne, zwarte en zorgvuldig gladgemaakte aarde, die nauwkeurig om den vorm van zijn lichaam past.

Het groote nut van den worm is nu dat hij gestadig aarde en zeer kleine steentjes opslikt en bij den doorgang door zijn lichaam bemest en bevrucht. Daar nu de grond onder onze voeten van wormen krioelt, zoodat een enkele akker er van 35- tot 50-duizend bevat, is het oppervlak der aarde steeds aan gestadige verandering onderhevig. De laag die jaarlijks op deze wijze verwerkt wordt is vrij dik; bladen, steenen en andere voorwerpen die onaangeroerd blijven, vindt men dikwijls na eenige jaren bedolven. Ook den archaeologen bewijst de worm gewichtige diensten, daar hij door deze bedekking de overblijfelen van steenen tegen de werking der buitenlucht beschermt; op deze wijze zijn waarschijnlijk oud-Romeinsche steden, als Silchester en Uriconium, behouden gebleven.

Dit is de hoofdinhoud van Darwin's werk. Als gewoonlijk bepaalt de schrijver zich tot de opsomming van feiten, de gevolgtrekkingen aan zijne volgelingen overlatend.


This document has been accessed 269 times

Return to homepage

Citation: John van Wyhe, ed. 2002-. The Complete Work of Charles Darwin Online. (http://darwin-online.org.uk/)

File last updated 14 December, 2022