RECORD: Darwin, C. R. 1878. [A biographical sketch of an infant, in Dutch]. Over het waarnemen van kinderen. In J. Versluys ed., Paedogogische Bibliotheek, pp. 19-29.

REVISION HISTORY: Transcribed by Christine Chua and edited by John van Wyhe 5.2022. RN1

NOTE: See record in the Freeman Bibliographical Database, enter its Identifier here.


[page] 19

DARWIN.

BIOGRAFISCHE SCHETS VAN EEN KIND.

Taine's zeer belangrijk verslag van de geestelijke ontwikkeling van een kind heeft mij er toe geleid om een dagboek na te zien, dat ik 37 jaar geleden heb gehouden bij een van mijn eigen kinderen. Ik had een uitmuntende gelegenheid om nauwkeurig waar te nemen en schreef terstond neer wat ik opmerkte. Mijn hoofddoel betrof het uitdrukken van gemoedsaandoeningen en mijn aanteekeningen hierover zijn gebruikt in een werk, dat onder dien titel verschenen is; maar daar ik te gelijk op eenige andere dingen lette, zullen mijn waarnemingen wellicht eenige waarde bezitten naast die van Taine en naast andere, welke ongetwijfeld later zullen gedaan worden. Door hetgeen ik heb gezien bij. mijn eigen kinderen, ben ik zeker, dat de tijd van ontwikkeling van de verschillende vermogens zeer verschillend zal bevonden worden bij onderscheidene kinderen.

Gedurende de eerste zeven dagen werden verschillende onwil lekeurige handelingen (reflexhandelingen) zooals niezen, hikken, geeuwen, uitrekken, en natuurlijk ook zuigen en schreeuwen, zeer goed door mijn kind verricht. Op den zevenden dag raakte ik zijn naakte voetzool aan met een stukje papier, en hij rukte hem weg, terwijl hij te gelijk zijn teenen kromde als een veel ouder kind, dat gekitteld wordt. De hormathiid van daze onwil lekeurige bewegingen bewijst, dat de uiterst groote onvol maaktheid van de willekeurige bewegingen niet moet worden toegeschreven aan den toestand van de spieren maar aan dien van den zetel van den wil. Het scheen mij op dit tijdstip, ofschoon het vroeg is, toe, dat een warme zachte hand op zijn gelaat gelegd den wensch opwekte om te zuigen. Dit moet beschouwd worden als een onwillekeurige (reflex-) of een instinktmatige handelwijze; want men mag niet aannemen, dat ervaring en een verbinding van den lust tot zuigen met het gevoel der aanraking van de

[page] 20

borst der moeder zoo vroeg reeds in het spel zouden gekomen zijn. Gedurende de eerste 14 dagen schrikte hij dikwijls bij het hooren van een plotseling geluid en knipte hij met de oogen. Dit zelfde feit werd bij een van mijn andere kinderen waargenomen binnen de eerste 14 dagen. Eens toen hij 66 dagen was, moest ik toevallig niezen; hij schrikte geweldig, fronsde de wenkbrauwen, keek verschrikt en schreide diep bedroefd. Een uur lang ver keerde hij in een toestand, dien we bij een ouder mensch zenuwachtigheid zouden noemen, want het geringste geluid deed hem opschrikken. Eenige dagen voor deze gebeurtenis, schrikte hij het eerst van een voorwerp, dat hij plotseling zag; maar geruimen tijd deden geluiden hem veel vaker opschrikken en met de oogen knippen dan het zien van voorwerpen. Bv. toen hij 114 dagen was, schudde ik een kartonnen doos met suikergoed dicht bij zijn gelaat en hij schrikte, terwijl dezelfde doos, als zij ledig was, of eenig ander voorwerp even dicht of nog dichter bij zijn gelaat geschud geen uitwerking had op het kind. We kunnen uit deze verschillende feiten afleiden, dat het knippen met de oogen, dat blijkbaar dient om ze te beschermen, niet door ondervinding was geleerd. Ofschoon zeer gevoelig voor geluid in 't algemeen, kon hij, zelfs toen hij 124 dagen oud was, niet gemakkelijk opmaken van waar een geluid kwam, zoodat hij zijn oogen naar de bron kon richten.

Wat het zien betreft, zijn oogen waren reeds den negenden dag op een kaars gevestigd, en tot den 45sten dag toe scheen niets anders ze zoo op zich gevestigd te houden. Maar op den 49sten dag werd zijn aandacht geboeid door een helder gekleurde kwast, hetwelk hieruit bleek, dat zijn oogen gevestigd bleven terwijl de bewegingen van zijn armen ophielden. Het was ver rassend te zien, hoe langzaam hij het vermogen kreeg om met zijn oogen een voorwerp te volgen, als het eenigszins snel heen en weer slingerde; hij kon dit nog niet goed doen, toen hij 7/2 maand was. Op den leeftijd van 32 dagen bemerkte hij de borst van zijne moeder, als hij er 3 of 4 duim van verwijderd was, zooals bleek uit het vooruitsteken van de lippen en het stil houden van de oogen; maar ik betwijfel zeer, of hier sprake zou kunnen wezen van zien; gevoeld had hij de borst niet. Of hij geleid werd door den reuk, door het gevoel van warmte of door de houding, waarin men hem plaatste, weet ik volstrekt niet.

De bewegingen van ledematen en lijf waren lang onzeker en doelloos en werden gewoonlijk met rukken volbracht. Maar er was een uitzondering op dezen regel, nl. dat hij al zeer vroeg,[page] 21

in ieder geval lang voor den 4osten dag, de handen naar den mond kon brengen. Toen hij 77 dagen was, vatte hij de zuig flesch (waarmee hij gedeeltelijk gevoed werd) met de rechterhand aan, onverschillig of hij op den linker- dan wel op den rechter van de kindermeid zat en hij wilde haar eerst een week later ook met de linkerhand aannemen, ofschoon ik trachtte het hem vroeger te laten doen; zoodat de rechterhand een week vooruit was bij de linkerhand. Toch bleek dit kind later linksch te zijn, waartoe hij den aanleg ongetwijfeld had overgeërfd, daar zijn grootvader, moeder en een broeder linksch geweest waren of het waren. Toen hij tusschen de 80 en 90 dagen oud was, stak hij allerlei voorwerpen in zijn mond, en in den tijd van twee of drie weken kon hij dit eenigszins handig doen; maar hij raakte dikwijls eerst met het voorwerp aan zijn neus en bracht het dan naar beneden in zijn mond. Toen hij mijn vinger had gegrepen en naar den mond gebracht, belette zijn eigen hand hem er op te zuigen; maar toen hij dat op den 114den dag had gedaan, liet hij zijn eigen hand naar beneden glippen, zoodat hij het einde van mijn vinger in zijn mond kon brengen. Deze handeling werd verscheidene malen herhaald en was blijkbaar niet toevallig maar opzettelijk. De opzettelijke bewegingen van handen en armen werden veel vroeger verricht dan die van het lijf en de beenen; ofschoon de doellooze be wegingen van de laatste al zeer spoedig afwisselend waren even als bij het wandelen. Toen hij vier maanden oud was, keek hij dikwijls aandachtig naar zijn eigen handen en andere voorwerpen, die dicht bij hem waren, en als hij dat deed, wer den de oogen zeer naar elkander gedraaid, zoodat hij dikwijls verbazend scheel keek. Een veertien dagen later (132 dagen oud) merkte ik op, dat, als een voorwerp zoo dicht bij zijn gelaat werd gebracht, als zijn eigen handen, hij het trachtte te grijpen, maar dikwijls te vergeefs; en hij beproefde dat niet ten aanzien van meer verwijderde voorwerpen. Ik meen, dat het moeilijk te betwijfelen valt, of het naar elkander gedraaid zijn van de oogen leidde hem to die bewegingen. Ofschoon dit kind dus vroegtijdig zijn handen begon te gebruiken, legde het in dit opzicht geen bijzondere geschiktheid aan den dag, want toen hij 2 jaar en 4 maanden was, hield hij potlooden, pennen, en andere voorwerpen veel minder netjes vast dan zijn zusje, dat toen 14 maanden oud was van nature een groote geschiktheid aan den dag legde om allerlei voorwerpen te hanteeren.

Toorn. –Het was moeilijk uit te maken, hoe vroeg toorn

[page] 22

gevoeld werd; op den achtsten dag fronsde hij de wenkbrauwen en trok hij rimpels in het vel om zijn oogen voor dat hij schreide; maar misschien was de oorzaak hier pijn of verdriet en niet toorn. Toen hij omstreeks tien weken was, gaf men hem vrij koude melk en zijn voorhoofd was een weinig gefronsd zoolang hij zoog, zoo dat hij keek als een volwassen persoon, die knorrig is, omdat hij verplicht is iets te doen, dat hem niet aanstaat. Toen hij bijna vier maanden was en misschien veel vroeger, kon uit de wijze, waarop het bloed naar zijn geheele gelaat en schedelvel stroomde, met zekerheid worden afgeleid, dat hij heel licht uitermate driftig werd. Een geringe oorzaak was daartoe voldoende; bv. eens toen hij 7 maanden was, gilde hij verwoed, omdat een citroen hem uit de hand glipte en hij haar niet meer kon grijpen. Als men hem, toen hij elf maanden was, een keerd stuk speelgoed gaf, duwde hij het weg en sloeg hij het. Ik vermoed, dat het slaan een instinktmatige uiting van toorn was, en hij zich niet voorstelde, dat hij het speelgoed kon zeer doen. Toen hij twee jaar en drie maanden was, werd hij zeer ervaren in het gooien van boeken, stokken, enz., naar al wie hem beleedigden; en hetzelfde had plaats bij eenige van mijn andere zonen. Aan den anderen kant kon ik nooit een spoor van zulk een aanleg ontdekken in mijne meisjes, en dit doet mij onderstellen, dat een neiging om met voorwerpen te gooien, overgeërfd wordt door jongens.

Vrees. - Dit gevoel is waarschijnlijk een van de eerste, dat kinderen ondervinden, zooals blijkt uit hun opspringen, gevolgd door schreien, bij eenig plotseling geluid, wanneer zij nog slechts weinig weken oud zijn. Vóór het jongetje, waarover ik nu spreek, 41 maand was, was ik gewoon dicht bij hem allerlei vreemde en harde geluiden te maken, die steeds als uitmuntende grappen werden beschouwd; maar toen hij 41 maand was, maakte ik voor het eerst een hard snorkend geluid: hij keek terstond zeer ernstig en begon vervolgens te schreien. Twee of drie dagen later maakte ik, zonder aan het gebeurde te denken, hetzelfde geluid met hetzelfde gevolg. Omstreeks denzelfden tijd (nl. op den 137sten dag) naderde ik hem met mijn rug naar hem toe en stond ver volgens onbeweeglijk; hij keek zeer ernstig en in hooge mate verrast, en zou spoedig geschreid hebben, als ik mij niet had omgekeerd; toen kwam terstond een glimlach op zijn gelaat. Het is bekend hoezeer oudere kinderen lijden door onbestemde vrees, zooals voor duisternis, een donkeren hoek in een groote zaal, enz. Ik kan als een voorbeeld geven, dat ik het bedoelde

[page] 23

kind, toen het 24 jaar was, in den dierentuin bracht. Hij smaakte genoegen in het kijken naar alle dieren, die geleken op de hem bekende, zooals herten, antilopen, enz. en alle vogels, zelfs de struisvogels; maar hij was zeer bang voor de verschillende grootere dieren in hokken. Hij zei later dikwijls, dat hij gaarne weer wilde gaan, maar niet om " beesten in huizen" te zien; en we konden geen enkelen grond vinden voor die vrees. Mogen wij niet vermoeden, dat de onbestemde maar wezenlijke vrees, geheel onafhankelijk van ervaring, de overgeërfde uitwerking is van wezenlijke gevaren en verachtelijk bijgeloof gedurende langvervlogen tijden van wildheid? Het is geheel in overeenstemming met hetgeen we weten van het overerven van vroeger goed ontwikkelde karakters, dat ze op jeugdigen leeftijd zouden verschijnen en later verdwijnen.

Aangename aandoeningen. —- Men kan vermoeden, dat een kind het aangenaam vindt om te zuigen, en de uitdrukking van zijn vochtige oogen schijnt aan te duiden, dat dit het geval is. Dit kind glimlachte, toen het 45 dagen was, een tweede, toen het 46 dagen was; en dit waren inderdaad glimlachen, die genoegen aanduiden, want hun oogen werden helderder en de oogleden zachtjes gesloten. De glimlachen ontstonden hoofdzakelijk bij het aankijken van de moeder en waren dus waarschijnlijk van gees telijken oorsprong; maar dit kind glimlachte toen en gedurende eenigen tijd daarna dikwijls door een inwendig aangenaam gevoel, want er gebeurde niets dat hem op eenige wijze opwekte of vermaakte. Toen hij ito dagen was, vond hij het hoogst ver makelijk, als een schort over zijn gelaat werd geworpen en vervolgens plotseling werd weggetrokken; evenzoo als ik eensklaps mijn eigen gezicht ontblootte en dicht bij het zijne bracht. Hij maakte dan een weinig geluid, dat een begin van een lach was.

Hier was verrassing de hoofdoorzaak van het vermaak, zooals voor een groot deel het geval is met de grappen van volwassen menschen. Ik meen, dat hij gedurende drie of vier weken vóór den tijd, dat hij vermaak schepte in het plotseling ontblooten van een gelaat, een knip op zijn neus of zijn wangen als een goede grap beschouwde. Ik was er eerst verwonderd over, dat humor werd op prijs gesteld door een kind van slechts ruim drie maanden, maar wij moeten er aan denken, hoe vroeg jonge honden en katten beginnen te spelen. Toen hij 4 maanden was, liet hij op ondubbel zinnige wijze blijken, dat hij gaarne op de piano hoorde spelen; zoodat hier het eerste teeken van gevoel voor het schoone zichtbaar was; tenzij men het genoegen in heldere kleuren, dat veel vroeger werd aan den dag gelegd, als zoodaning mag beschouwen.

[page] 24Toegenegenheid. Deze onstond waarschijnlijk zeer vroeg, als wij mogen afgaan op het glimlachen tegen wie hem verzorg den, toen hij nog geen twee maanden was; ofschoon ik geen duidelijk bewijs heb, dat hij iemand kon onderscheiden en her kennen, voor hij bijna vier maanden was. Toen hij bijna vijt maanden was, legde hij duidelijk zijn wensch aan den dag, om bij de kindermeid te gaan. Maar hij legde niet bij opwelling door bepaalde handelingen zijn toegenegenheid aan den dag, voor hij ruim een jaar oud was, en wel door herhaaldelijk de kindermeid te zoenen, die een poos afwezig was geweest. Wat het aanverwante gevoel van medelijden betreft, dit werd, toen hij 6 maanden en 11 dagen was, duidelijk getoond door een bedrukt gelaat met de hoeken van den mond neergetrokken, wanneer de kindermeid deed alsof ze schreide. Jaloerschheid openbaarde zich duidelijk, toen ik een grooten hond streelde en toen ik zijn zusje op de armen wiegde; hij was toen 15 1/2 maand. Daar jaloerschheid een sterk ontwikkeld gevoel is bij honden, zou het ook door kinderen waarschijnlijk vroeger aan den dag worden gelegd dan ik het opmerkte, als men op een geschikte wijze de proef nam.

Samenkoppeling van denkbeelden, Rede, enz. - De eerste handeling, waarbij, zoover ik het opmerkte, een soort van rede neering werd gemaakt is reeds vermeld, nl. het doen neerglijden van zijn hand langs mijn vinger, zoodat hij het einde in zijn mond kon krijgen; en dit gebeurde op den 114den dag. Toen hij 4/2 maand oud was, glimlachte hij herhaaldelijk tegen mijn beeld en zijn eigen in een spiegel, en zag deze ongetwijfeld bij vergissing voor wezenlijke voorwerpen aan: maar hij legde verstand aan den dag, toen hij verwonderd was, dat mijn stem van achter hem kwam. Zoo als alle kinderen vond hij het zeer vermakelijk om op die wijze naar zich zelf te kijken, en in minder dan twee maanden begreep hij volkomen, dat het een beeld was, wat hij zag; want als ik een koddig gezich trok, keerde hij zich eensklaps om ten einde mij te zien. Op den leeftijd van 7 maanden was hij echter in het onzekere toen hij, buiten zijnde, mij aan de binnenzijde van een groote spiegelruit zag: hij scheen in twijfel of het al dan niet een beeld wat hij zag. Een ander van mijn kinderen, een meisje, was op verre na zoo scherpzinnig niet, toen ze juist een jaar was, en scheen er zich in hooge mate over te verwonderen, dat iemand in een spiegel haar van achteren naderde. De hoogere apen, waarmee ik de proef nam bij een spiegel, handelden anders dan kinderen.

[page] 25Zij staken hun handen achter den spiegel en legden zoodoende verstand aan den dag, maar wel verre van er vermaak in te scheppen naar zich zelven te kijken, werden zij boos en wilden ze niet meer zien.

Toen hij 5 maanden oud was, bleven samengekoppelde denk beelden, die zonder eenig onderwijs ontstaan waren, in zijn geest behouden; en, zoodra hij zijn hoed op en zijn mantel om had, was hij zeer boos, als hij niet terstond naar buiten werd gebracht. Toen hij juist zeven maanden was, deed hij een grooten stap; door de kindermeid in zijn geest samen te koppelen met haar naam, zoodat hij, wanneer ik haar riep, ondkeek of hij haar zag. Een ander kind was gewoon zich te vermaken, door het hoofd zijdelings te schudden: wij prezen hem en deden hem na, zeggende " schud uw hoofd" en toen hij 7 maanden oud was, deed hij het somtijds, als wij het zeiden, zonder het voor te doen. Gedurende de volgende vier maanden kop pelde het eerstgenoemde kind een aantal voorwerpen en hande lingen samen met woorden; bv. als men hem om een zoentje vroeg, stak hij de lipjes vooruit en bleef hij stil; hij schudde het hoofd en zei op berispenden toon " Ah" tegen den kool bak, tegen water dat gemorst was, en tegen andere dingen, die we hem als vuil hadden leeren beschouwen. Ik kan hier bijvoegen, dat hij enkele dagen voor hij 9 maanden was, zijn eigen naam samenkoppelde met zijn beeld in den spiegel, en als hij bij zijn naam genoemd werd, keerde hij zich naar den spiegel, zelfs wanneer hij er op eenigen afstand van ver wijderd was. Toen hij enkele dagen ouder dan 9 maanden was, leerde hij op eens, dat een hand of ander voorwerp, dat een schaduw wierp op den wand voor hem, achter hem moest gezocht worden. Toen hij nog geen jaar oud was, be hoefde men een korten volzin slechts twee of drie maal met tusschenpoozen te herhalen, om samengekoppelde denkbeelden vast in zijn geest te griffen. In het kind, dat Taine heeft be schreven (zie bl. 8), was de leeftijd, waarop denkbeelden gemakkelijk samengekoppeld werden, aanmerkelijk ouder, tenzij de vroegere gevallen over 't hoofd gezien werden. De gemak kelijkheid, waarmee samengekoppelde denkbeelden, door onder wijs of zonder hulp ontstaan, werden vastgehouden, scheen mij verreweg het scherpst geteekende van alle verschillen tusschen den geest van een kind en dien van den bekwaamsten volwassen hond, welken ik ooit kende. Welk een tegenstelling vormt niet de geest van een kind met dien van den snoek beschreven door

[page] 26

Professor Möbius! ( De bewegingen der dieren, enz. 1873. bl. 11.) Gedurende drie volle maanden sprong die snoek en sloeg hij zich wezenloos tegen een glazen wand, die hem afscheidde van eenige grondeltjes; en toen hij, na ten slotte geleerd te hebben, dat hij ze niet ongestraft kon aanvallen, in het aquarium werd geplaatst met diezelfde vischjes, volhardde hij er in om ze niet aan te vallen.

Nieuwsgierigheid wordt, zooals Taine opmerkt, vroegtijdig aan den dag gelegd door kinderen en is van het hoogste belang bij de ontwikkeling van hun geest; maar ik deed in dit opzicht geen bepaalde waarnemingen. Navolging komt ook in het spel. Toen ons kind slechts 4 maanden was, meende ik dat hij be proefde geluiden na te bootsen, maar ik kan mijzelven bedrogen hebben; volkomen overtuigd, dat hij het deed, was ik eerst toen hij 10 maanden was. Op den leeftijd van rij maand kon hij gemakkelijk allerlei handelingen nabootsen; by. het hoofd schudden en " Ah " zeggen tot een morsig voorwerp, of zorg vuldig en langzaam een voorvinger in het midden van de palm der andere hand plaatsen bij een kinderrijmpje. Het was vermakelijk om te zien, hoe verheugd hij keek, als hij goed ge slaagd was in het verrichten van zulk een handeling. Ik weet niet of het met het oog op de kracht van ' t geheugen bij een klein kind, de moeite waard is om mee te deelen, dat het kind, waarover wij spreken, toen hem op den leeftijd van 3 jaar en 23 dagen een gravure werd vertoond van zijn grootvader dien hij gedurende zes maanden niet had gezien, terstond zijn grootvader herkende en een heele reeks van voorvallen opnoemde, die plaats hadden gegrepen, terwijl hij op bezoek was bij zijn grootvader, en die in den tusschentijd niet vermeld waren .

Zedelijk gevoel. - Het eerste teeken van zedelijk gevoel werd opgemerkt, toen hij bijna 13 maanden was. Ik zei: " Doddy wil zijn arme papa niet een zoentje geven, stoute Doddy."

Er was geen twijfel mogelijk, of deze woorden maakten, dat hij zich niet recht op zijn gemak gevoelde; en toen ik eindelijk naar mijn stoel was teruggekeerd, stak hij de lipjes uit als een teeken, dat hij bereid was, mij te zoenen; en vervolgens schudde hij boos met de vuist, tot ik kwam en het zoentje ontving. Bijna hetzelfde geval deed zich weinig dagen later voor, en de verzoening scheen hem zooveel genoegen te doen, dat hij verscheidene keeren daarna deed alsof hij boos was en mij sloeg, en vervolgens er op aandrong mij te zoenen. Hier hebben we dus een teeken van den dramatischen aanleg, die zich bij de meeste jonge kinde 200 duidelijk openbaart. Omstreeks dezen tijd werd het

[page] 27

gemakkelijk, om op zijn gevoel te werken en hem te laten doen wat men verlangde. Toen hij 2 jaar en 3 maanden was, gaf hij zijn laatste stukje peperkoek aan zijn zusje en riep hij vervolgens met groote zelfvoldoening uit: " O lieve Doddy, lieve Doddy ". Twee maanden later werd hij bijzonder gevoelig voor uitlachen was hij zoo achterdochtig, dat hij dikwijls meende dat menschen, die samen lachten en praatten, hem uitlachten. Een weinig later (2 jaar en 7/2 maand) zag ik hem uit de eet

kamer komen met ongewoon heldere oogen en een koddig onnatuur lijke of gemaakte houding, zoodat ik in de kamer ging, om te zien, wie daar was; ik bevond toen, dat hij suiker genomen had, ofschoon het hem verboden was. Daar hij nooit op eenige wijze gestraft was, moest zijn koddige houding ongetwijfeld niet aan vrees worden toegeschreven, en ik onderstel, dat zij voortkwam uit een aangenaam gevoel in strijd met zijn geweten. Veertien dagen later zag ik hem uit dezelfde kamer komen, terwijl hij naar zijn schortje keek, dat zorgvuldig opgerold was; en weer was zijn houding zoo zonderling, dat ik besloot om te zien, wat hij in zijn schortje had, ofschoon hij zei, dat er niets was en mij herhaaldelijk beval weg te gaan. Ik bevond, dat het bevlekt was met sap van ingemaakt goed, zoodat hier zorgvuldig over legd bedrog werd gepleegd. Daar dit kind uitsluitend werd opgevoed, door op zijn goede gevoelens te werken, was hij spoedig zoo waar heidlievend, openhartig en rechtvaardig als iemand het kan verlangen.

Onbewustheid, Schuwheid. Niemand kan zeer kleine kinderen gadeslaan, zonder getroffen te worden door de onbeschaamde wijze, waarop ze zonder blikken een nieuw gezicht aanstaren; een volwassen mensch kan op die wijze alleen naar dieren of onbezielde voorwerpen kijken. Dat komt meen ik hier van daan, dat kleine kinderen niet in het minst aan zich zelven denken en daardoor volstrekt niet schuw zijn, ofschoon zij somtijds bevreesd zijn voor vreemden. Ik zag het eerste teeken van schuwheid in mijn kind, toen hij bijna 2 jaar en 3 maanden was. Dit betrof mij, nadat ik 10 dagen van huis was geweest, en uitte zich hierdoor, dat hij zijn oogen een weinig afgewend hield van de mijne; maar hij kwam spoedig bij mij, zat op mijn knie en zoende mij, en elk spoor van schuwheid verdween.

Middelen om zich te doen verstaan. Het schreien of liever het gillen, want het duurt geruimen tijd voor dat er tranen ge stort worden, wordt instinktmatig geuit, maar dient om te doen blijken, dat het kind lijdt. Na eenigen tijd verschilt het geluid vereenkomstig de oorzaak, zooals (honger of pijn. Dit werd

[page] 28opgemerkt, toen dit kind if weken oud was, en bij een ander kind vroeger, meen ik. Bovendien scheen hij vroegtijdig te leeren om met opzet te schreien of zijn gelaat samen te trekken over eenkomstig de behoefte, om aan te duiden, dat het iets noodig had. Toen hij 46 dagen was, maakte hij voor het eerst zachte geluiden zonder eenige beteekenis om zich zelf te vermaken, en die geluiden werden spoedig zeer onderscheiden. Een begin van een lach werd waargenomen op den 113den dag maar bij een ander kind veel vroeger, Op dien dag, zooals ik reeds opmerkte, meen ik dat hij begon te beproeven geluiden na te bootsen, ofschoon ik eerst veel later zeker was, dat hij het deed. Toen hij 51/2 maand was, uitte hij een gearticuleerd woord da, maar zonder er eenige beteekenis aan te hechten. Toen hij een weinig over het jaar was, maakte hij gebaren om zijn wenschen uit te drukken; als een eenvoudig voorbeeld deel ik mee, dat hij een stukje papier opraapte en het mij gaf, terwijl hij naar het vuur wees, daar hij dikwijls papier had zien verbranden en dit gaarne zag. Juist toen hij een jaar was, maakte hij den grooten stap van een woord uit te vinden voor voedsel, namelijk mum; maar wat hem hiertoe leidde kan ik niet ontdekken. En voortaan, als hij honger had,

begon hij niet te schreien, maar bezigde hij dat woord op een aan wijzenden toon of als een werkwoord, met de beteekenis: "geefmij voedsel". Dit woord komt dus overeen met het woord ham zooals het werd gebezigd door Taine's kind op den lateren leeftijd van 14 maanden. Maar hij gebruikte het woord mum ook als een zelfstandig naamwoord met een uitgebreide beteekenis; zoo noemde hij suiker sjoe-mum, en toen hij een poos daarna het woord zwart had geleerd, noemde hij zoethout zwart-sjoe-mum (zwart- suiker-voedsel).

Het trof bijzonder mijn aandacht, dat hij, als hij voedsel vroeg door het woord mum, dit woord aan het eind zeer duidelijk vragend uitsprak. Hij gaf ook aan het woord " Ah, " dat hij voornamelijk bezigde, als hij een ander of zich zelf in een spiegel herkende, een uitroepend geluid, zooals wij gebruiken, als we verwonderd zijn. Ik zie uit mijn aanteekeningen, dat het ge bruik van die stembuigingen instinktmatig scheen ontstaan te zijn, en ik betreur het dat ik in dit. opzicht niet meer waar nemingen heb gedaan. Ik heb echter in mijn aanteekeningen vermeld, dat op een vrij laten tijd, tusschen 18 en 21 maanden, wanneer hij iets beslist weigerde, zijn stem klonk alsof hij zei: dat wil ik niet; en ook werd zijn goedkeuring uitgedrukt door een geluid, dat klonk als: dat is ongetwijfeld goed. Taine wijst ook met nadruk op den toon vol uitdrukking van de geluiden,

[page] 29

die zijn kind maakte, voordat het kon spreken. Het vragende geluid, dat mijn kind aan het woord mum gaf, als hij om voedsel vroeg, is bijzonder merkwaardig; want als iemand een enkel woord of een korten volzin op die wijze wil uitspreken, zal hij bespeuren, dat de muzikale hoogte van zijn stem tegen het einde aanmerkelijk rijst. Ik heb toen niet begrepen, dat dit feit in verband staat met het elders door mij verdedigde gezichts punt, dat de mensch voor hij een gearticuleerde taal bezigde, noten uitte op een wezenlijk muziekale schaal zooals een apensoort.

De behoeften van een kind worden eerst verstaanbaar gemaakt door instinktmatig geschreeuw, dat na eenigen tijd, gedeeltelijk onbewust, en naar ik meen gedeeltelijk met bewustheid, gewijzigd wordt als een middel van mededeeling, door de onbewuste uitdrukking van de gelaatstrekken, door gebaren en op een duidelijke wijze door verschillende stembuigingen, — vervolgens door woorden van algemeenen aard, die het zelf uitdenkt, en ten slotte door woorden met een beperkte beteekenis, die het van anderen hoort; de laatste leert het wonderlijk vlug aan. Een kind begrijpt tot op een zekere hoogte, en als ik mij niet vergis zeer vroeg, de beteekenis der gevoelens van wie het verzorgen, door de uitdrukking van hun gelaat. Dit kan moeilijk in twijfel getrokken worden ten aanzien van het glimlachen; en het scheen mij toe, dat het kind, waarvan ik hier een levensbeschrijving heb gegeven, een medelijdende gelaatsuitdrukking verstond, toen hij een weinig ouder was, dan 6 maanden. Toen hij 6 maanden en II dagen was, legde hij ongetwijfeld medegevoel aan den dag voor de kindermeid, die deed alsof ze schreide. Als hij verheugd na het verrichten van een nieuwe handeling (bijna 1 jaar) ondervroeg hij blijkbaar de gelaatsuitdrukking van wie tegen woordig waren. Het was waarschijnlijk toe te schrijven aan ver schil van uitdrukking en niet alleen aan den vorm van het gelaat, dat sommige gezichten hem, toen hij nog slechts even 6 maanden was, veel beter bevielen dan anderen. Voor hij een jaar was, begreep hij stembuigingen en gebaren zoowel als verscheidene woorden en korte zinnen. Hij verstond een woord, nl. den naam der kindermeid, juist vijf maanden voordat hij zijn eerste woord mum uitvond; en dit is wat wij konden verwachten, daar de lagere diersoorten gemakkelijk leeren om gesproken woorden te verstaan.


Return to homepage

Citation: John van Wyhe, ed. 2002-. The Complete Work of Charles Darwin Online. (http://darwin-online.org.uk/)

File last updated 28 November, 2022